Overslaan en naar de inhoud gaan
Door redactie op 16-04-2024 - 11:53

Gewijzigde wet- en regelgeving kan leiden tot meer aandacht voor preventief medisch onderzoek (PMO). Sinds 1 januari 2024 is een werkgever verplicht te onderzoeken of er aanvullende risico’s zijn door de aanwezigheid van CMR-stoffen. Is dat het geval dan moet de werkgever een aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie (ARIE) opstellen. Indien beheersing van bepaalde risico’s niet mogelijk is, kan een PMO worden ingezet.

Werk en de werkplek kunnen gezondheidsrisico’s met zich meebrengen, wat uiteindelijk kan leiden tot werkgerelateerde gezondheidsklachten en beroepsziekten, verminderde inzetbaarheid, langdurig ziekteverzuim of zelfs blijvende arbeidsongeschiktheid. Om dit te voorkomen, is het van belang om risicofactoren en eventueel beginnende (werkgerelateerde) gezondheidsklachten vroegtijdig op te sporen en te verminderen. Door het opstellen van een RI&E kunnen arbeidsrisico’s binnen een bedrijf in kaart worden gebracht.

Elke organisatie moet beschikken over een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Deze bestaat uit een aantal vaste onderdelen namelijk:

  1. een inventarisatie van de aanwezige risico’s op het gebied van veiligheid en gezondheid, en van de al genomen maatregelen;
  2. een inventarisatie van de aanwezige gevaren met betrekking tot werknemers die behoren tot de ‘bijzondere categorieën van werknemers’;
  3. een beoordeling en prioritering van de risico’s;
  4. een plan van aanpak waarin de werkgever aangeeft welke maatregelen hij of zij wanneer zal nemen;
  5. aandacht voor hoe werknemers de preventiemedewerker of een arbodeskundige (bedrijfsarts, arbeidshygiënist, veiligheidskundige of arbeids- en organisatiedeskundige) kunnen bereiken.: https://www.arboportaal.nl/onderwerpen/arie 

 ARIE
Sinds 1 januari 2024 moet een werkgever onderzoeken of er sprake is van aanvullende risico’s. Zijn er bepaalde gevaarlijke stoffen aanwezig, dan moet de werkgever een aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie (ARIE ) opstellen. Onder deze aanvullende risico’s valt blootstelling aan stoffen die kanker kunnen veroorzaken (carcinogeen), stoffen die de genen kunnen beschadigen (mutagene stoffen) en stoffen die schadelijk zijn voor de voortplanting of het nageslacht (reproductietoxisch), de zogenoemde CMR-stoffen. Daarnaast is er de laatste tijd binnen de ARIE meer aandacht voor grensoverschrijdend gedrag of agressie en geweld.

Uit de RI&E volgt een plan van aanpak, waarin preventieve maatregelen worden vastgelegd om deze risico’s te beheersen. Indien beheersing van bepaalde risico’s niet mogelijk is, kan een preventief medisch onderzoek (PMO) worden ingezet.

PMO
Een PMO bestaat uit een screening op beginnende gezondheidsklachten bij werkenden gevolgd door het inzetten van passende preventieve maatregelen. In artikel 18 van de arbowet is opgenomen dat de werkgever haar/zijn werknemers periodiek in de gelegenheid moet stellen om deel te nemen aan een onderzoek om gezondheidsrisico’s van werk te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Dit onderzoek word een PAGO genoemd. In de PMO leidraad 2005/2008 is vanuit de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) dit arbeidsgezondheidskundig onderzoek verbreed tot een preventief medisch onderzoek (PMO).

Voor dit PMO worden drie kerndoelstellingen vastgesteld: 
1) Preventie van beroepsziekten en beroepsgebonden aandoeningen 
2) Het bewaken en bevorderen van de gezondheid in relatie tot het werk 
3) Het bewaken en verbeteren van functioneren/inzetbaarheid van individuele werknemers.

Het eerste kerndoel komt overeen met het PAGO.

Naast de werkgever, speelt de bedrijfsarts een belangrijke rol bij het initiëren en implementeren van een PMO in het bedrijf. Toch blijkt dat PMO’s in Nederland nog steeds niet regelmatig worden uitgevoerd. Om de uitvoering van PMO door bedrijfsartsen te verbeteren is het daarom van belang dat belemmerende en bevorderende factoren voor de uitvoering van PMO in kaart worden gebracht zodat interventies kunnen worden ingezet om deze belemmerende factoren weg te nemen.

Proefschrift Felicia Los
Dit is onderzocht door Felicia Los. In het eerste deel is van haar proefschrift is de uitvoering van PMO door bedrijfsartsen onderzocht, en welke factoren hierop van invloed zijn. Uit een vierjarig cohortonderzoek onder bedrijfsartsen (n=128), bleek dat in de tweede wave van het cohort ongeveer de helft van de bedrijfsartsen een PMO had uitgevoerd in het afgelopen jaar. Daarnaast had slechts minder dan de helft van de bedrijfsartsen de resultaten besproken en interventies geadviseerd aan werknemers. Dit, terwijl advies en interventies juist nodig zijn om tot preventie van werk-gerelateerde gezondheidsklachten en ziekten komen. Er zaten geen significante verschillen tussen de resultaten van de verschillende waves. Statistische analyses lieten daarnaast zien dat zowel kennis en vaardigheden, motivatie, het belang van PMO volgens bedrijfsartsen, ervaren mogelijkheden om PMO uit te voeren, als de houding van werknemers en werkgevers voorspellers kunnen zijn voor het uitvoeren van PMO’s door bedrijfsartsen.  

In het tweede deel van het proefschrift werd een PMO training en e-learning* voor bedrijfsartsen ontwikkeld en geëvalueerd op effect en haalbaarheid. 
De interventie bestaat uit drie onderdelen: 

  1. het initiëren van PMO 
  2. het bepalen van de inhoud van PMO 
  3. het voeren van een arbeidsgeneeskundig spreekuur met werknemers over de resultaten van het PMO en het geven van preventieve adviezen.

Een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek van de training liet zien dat de training een positief effect had op het vertrouwen in eigen kennis en vaardigheden, en op de vaardigheden om het PMO uit te voeren, met name voor het onderdeel ‘PMO op de agenda zetten’. De training had geen effect op het kennisniveau van bedrijfsartsen.

Hoewel het cohortonderzoek liet zien dat ook mogelijkheden, zoals de houding van werkgevers tegenover het inzetten van een PMO van belang is om PMO uit te kunnen voeren, is deze interventie gericht op de bedrijfsartsen. Het is dan ook niet gek dat het sterkste effect van de training werd gevonden in het verbeteren van vaardigheden van bedrijfsartsen om PMO op de agenda zetten. Een trainingsprogramma voor bedrijfsartsen kan van nut zijn om vaardigheden en zelfvertrouwen om PMO uit te voeren te verbeteren. Toch is het voor een bevordering van de uitvoering van PMO van belang dat mogelijkheden bij stakeholders om de verworven vaardigheden in de praktijk te brengen ook verbeteren.
 
* voor toegang tot de e-learning, mail naar f.s.los@amsterdamumc.nl