Overslaan en naar de inhoud gaan
Door redactie op 16-04-2024 - 09:11

Beroepsziekten: voorkómen is beter dan behandelen

Henk van der Molen, hoofd van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, is benoemd tot hoogleraar etiologie en preventie van beroepsziekten. In zijn oratie op 8 maart schetste hij zijn ambities op het gebied van preventie. ‘Mijn ambitie is om risicofactoren in werk verder te ontrafelen en grote vooruitgang te boeken met haalbare en effectieve preventieve maatregelen voor werkenden en werkorganisaties.’

In de prachtige aula van de Oude Lutherse kerk maken de toehoorders kennis met vloerenlegger Kees. Van der Molen start zijn oratie met de ontmoeting met deze dertiger. Pijn in onderrug en knieën, s’ avonds te moe om met zijn kinderen te spelen. In deze ontmoeting, zo houdt Van der Molen zijn publiek voor, zitten alle ingrediënten van zijn leeropdracht: ‘Wat zijn ziekmakende factoren in werk, hoe kunnen we vroege signalen van werkgebonden gezondheidsklachten opsporen, wat zijn effectieve oplossingen om beroepsziekten te voorkómen, hoe kunnen we die oplossingen invoeren en wie zijn daarvoor nodig? Welke kennis moet ontwikkeld en overgedragen worden?’
Kees staat symbool voor de inmiddels ruim 120.000 meldingen van beroepsziekten die de afgelopen 25 jaar bij het NCvB binnenkwamen. 

Ramazzini en Heijermans
De aandacht voor de negatieve effecten van werk op de gezondheid begon al eeuwen terug, vertelt Van der Molen. Hij citeert vooraanstaande academische artsen als Ramazzini (1713); What is the trade? en Heijermans (1908) ‘Welke invloed heeft uitoefening van werk?’. De observaties van deze vooraanstaande academische artsen zijn maatschappelijk verbreed en actueler dan ooit in onze media. Van der Molen noemt verschillende voorbeelden: ‘ Gehoorschade door vuurwerk bij politieagenten tijdens oudejaarsnacht, rugklachten bij bagageafhandelelaars in de luchtvaart,  burnout door werkdruk bij onderwijspersoneel, huid- en longaandoeningen door chroom 6 bij defensiepersoneel, (post)covid bij zorgpersoneel, huidkanker bij buitenwerkers, parkinson door pesticiden bij agrarische werkers, en ook nog steeds longaandoeningen als mesothelioom en asbestose door de latente gevolgen van werken met asbest.” 

Tellingen en schatting over de preventie van beroepsziekten lopen uiteen. ‘Maar’, zo benadrukt Van der Molen, ‘Welke schatting of telling we ook hanteren, beroepsziekten komen frequent voor en de
ziektelast door risicofactoren in werk lijkt nog hoger dan de ziektelast door (ernstig) overgewicht, namelijk bijna 5%.’

Voorkomen is beter dan behandelen
Het brengt hem bij de hoofdboodschap van zijn oratie: ‘Beroepsziekten voorkómen is beter dan behandelen! Maar het is vaak niet de gemakkelijkste weg! Je kunt pas werken aan preventie als je weet waar het misgaat. En juist daarom is het vaststellen van een beroepsziekte - hoe moeilijk ook vanwege de multicausaliteit - van wezenlijk belang. Een vastgestelde beroepsziekte geeft het signaal dat er iets niet in orde is met de werkomstandigheden, werkverhoudingen, werkinhoud of werkvoorwaarden.’

Het vaststellen van een beroepsziekte is niet altijd even eenvoudig. Van der Molen: ‘Klachten waarmee werkenden naar het spreekuur van de bedrijfsarts komen of die de bedrijfsarts opspoort zijn vaak aspecifiek (klachten bewegingsapparaat, spanningsklachten, symptomen als hoesten of jeuk aan de handen) en mogelijk werkgerelateerd, maar daarmee nog geen beroepsziekten. Gecombineerd met informatie over blootstelling aan risicofactoren in het werk kunnen deze klachten wél dienen als vroegsignalen van beroepsziekten op langere termijn.’

Causaliteit van beroepsziekten
De causaliteit van beroepsziekten is het terrein van de etiologie. Wat het aandeel is van werk in het ontstaan van een aandoening is vaak een ingewikkelde zoektocht. Als recent voorbeeld noemt Van der Molen Covid-19. Het is lastig te bepalen waar en wanneer iemand deze longinfectie heeft opgelopen en dus ook of de besmetting plaatsvond op het werk. Voor de meeste ziekten gelden complexe multicausale relaties.

Hij deelt inzichten in afwegingkaders voor het vaststellen van beroepsziekten en onderzoek naar effectieve preventiemaatregelen.

‘Op basis van diagnostische criteria, blootstellingsbeoordeling van risicofactoren in werk en individuele gevoeligheid kan de waarschijnlijkheid van een beroepsziekte worden beargumenteerd en gewogen’, zo vat Van der Molen de verschillende afwegingkaders samen. ‘Wetenschappelijke kennis van risicofactoren in werk, rekeninghoudend met interactie effecten (bv. sociaal economische posities, co-morbiditeit), mediatoren (bv. individuele gevoeligheid) en confounding (bv. blootstellingen aan factoren buiten werk) kunnen het inzicht vergroten in beïnvloedbare factoren voor de universele en selectieve preventie van beroepsziekten.’

Preventie
Een belangrijk onderdeel van zijn leerstoel is - naast de etiologie - de preventie van beroepsziekten. Het draait daarbij om het verminderen en wegnemen van blootstelling aan risicofactoren in het werk. ‘Het is in de preventie van wezenlijk belang’, zo benadrukt Van der Molen, ‘te weten welke preventieve adviezen effectief zijn én in hoeverre ze in de praktijk worden opgevolgd. In toenemende mate wordt in praktijk én wetenschap het belang onderkend om via een stapsgewijze aanpak - liefst in co-creatie - tot de uitvoering en evaluatie van de implementatie van maatregelen te komen.’  
 

Van der Molen lardeert zijn betoog met enkele voorbeelden van preventieprojecten die hij deels zelf in verschillende teamsamenstellingen heeft uitgevoerd. 
Het publiek schiet in de lach als hij vertelt hoe na zijn promotieonderzoek (2005) naar een bokje voor metselaars om stenen en mortel op kniehoogte te kunnen oppakken een familielid opmerkte: ‘Moet je daar vier jaar over doen om te weten te komen dat het rugklachten bij metselaars kan voorkómen, da’s toch meteen duidelijk’. Van der Molen wijst op de vele subvragen die deze mogelijke preventieve maatregel wel degelijk heeft. Een greep hieruit: ‘Welke maatregelen leveren een reductie van risicofactoren op; hoe past de interventie in het werkproces van het metselbedrijf; wil de toeleverancier de stenen ook op een andere manier aanleveren; wil de opdrachtgever iets meer betalen voor deze werkwijze; willen de metselaars en opperlieden hiermee werken; gaat de Nederlandse Arbeidsinspectie handhaven op deze best practice?’ 
Er passeren meerdere voorbeelden van onderzoek naar effectieve preventiemaatregelen. Neem het preventieproject veiligheidsnaalden waarin werd aangetoond dat een combinatie van het gebruik van de veiligheidsnaald met educatieve workshops de kans op zelfgerapporteerde prikaccidenten met 66% vermindert. Mede door dit onderzoek werd de inkoop van veiligheidsnaalden verplicht gesteld.
Een ander voorbeeld is het preventieproject zonbescherming bij buitenwerkers ter voorkoming van huidkanker. Om het gebruik van zonnebrandcrème te stimuleren werden dispensers met zonnebrandcrème geplaatst op strategische plaatsen in de kantine en op verschillende plekken op de bouwplaats. 
‘Blootstelling aan risicofactoren in werk is te beïnvloeden en daarmee een primair doel voor preventieve interventies’, concludeert Van der Molen. ‘Meer aandacht voor werk als modificerende factor in nationale en internationale arbo- en medische richtlijnen en verzuimregelgeving past in de maatschappelijke trend naar preventie en duurzaamheid. Wetenschappelijke kennis- en educatieontwikkeling op preventie van beroepsziekten kan hierin bijdragen op zowel individueel als bedrijfsniveau.’

Onderzoek en onderwijs
In het laatste deel van zijn oratie gaat Van der Molen in op zijn plannen voor onderzoek en onderwijs. ‘Mijn ambitie als hoogleraar etiologie en preventie van beroepsziekten is om risicofactoren in werk verder te ontrafelen en grote vooruitgang te boeken met haalbare en effectieve preventieve maatregelen voor werkenden en werkorganisaties. Voor toekomstig onderzoek en onderwijs gaan wij  ons verder richten op het ontstaan en preventie van beroepsziekten.’ Hij gaat zich daarbij richten op drie speerpunten: evidence synthese, diagnostiek en risicocommunicatie. Bij evidence synthese gaat het om blootstellingen aan risicofactoren in werk en persoonlijke factoren om de individuele beoordeling van beroepsziekten nog beter te ondersteunen. Het speerpunt diagnostiek richt zich op de betrouwbaarheid en validiteit van het vaststellen van vroegsignalen van beroepsziekten met behulp van experimentele, observationele en literatuurstudies om hiermee invulling te kunnen geven aan richtlijnen, protocollen en (vroeg)diagnostiek. In risicocommunicatie gaat het om de preventie van beroepsziekten door actiegerichte communicatie over werkgerelateerde en individuele risicofactoren en gezondheidsklachten.

De aandacht voor beroepsziekten zal worden versterkt in het onderwijs aan studenten binnen het curriculum geneeskunde. Daarnaast vindt academisering van bedrijfsartsen en arbodiensten plaats door hen nadrukkelijk te betrekken bij ontwikkeling van interventies en implementatieonderzoek.
Van der Molen geeft aan ervan overtuigd te zijn dat de maatschappelijke impact zal toenemen ‘door de reeds aanwezige samenwerking met het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid verder te versterken in het kader van de Nationale Registratie van Beroepsziekten, en door implementatie van EU-campagnes in Nederland, door het Landelijk Expertise Centrum Schadelijke Stoffengerelateerde Beroepsziekten en in de toekomst hopelijk ook door samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.’

In internationaal verband gaat Van der Molen vanuit de leeropdracht werken aan de verspreiding van resultaten van onderzoek via EU-OSHA, Eurostat, WHO, en vervolgen op Cost Actions, zoals Modernet en Omeganet, om daarmee het onderwerp beroepsziekten blijvend te agenderen.

Als afsluiting komt Van der Molen terug op de titel van zijn oratie. ‘Als werk het probleem is van ziekte is behandeling niet de oplossing. Laten we met elkaar zorgen dat ziekmakend werk verdwijnt.’